Tekst Ruben Murk

Vele mensen raakten vermist tijdens de Tweede Wereldoorlog en keerden nooit meer terug naar huis. In Nederland is een groot aantal graven waarin onbekende oorlogsslachtoffers liggen begraven. Bijna 70 jaar na dato probeert de werkgroep Vermiste Personen Tweede Wereldoorlog met hulp van het NFI alsnog hun identiteit terug te geven.

"Bijna 70 jaar na dato probeert de werkgroep Vermiste Personen Tweede Wereldoorlog met hulp van het NFI alsnog hun identiteit terug te geven."

Ieder jaar op 4 mei klinkt op de Waalsdorpervlakte in Den Haag het luiden van de klok om de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. De Duitse bezetter fusilleerde hier tijdens de oorlogsjaren tientallen oorlogsslachtoffers. Een van hen was Guus van Batum. Zijn begraafplaats was tientallen jaren onbekend.

Loenen

De Amsterdamse machinist Van Batum zou medeplichtig zijn geweest aan diefstal uit een distributiekantoor in Amsterdam. Op 24 juli 1942 vond hij de dood. Onderzoek van de werkgroep – waarin politie, Defensie en Rode Kruis samenwerken - en een DNA-verwantschapsonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut brachten afgelopen november aan het licht wat er met het stoffelijk overschot van VanBatum was gebeurd. 

Aanvankelijk werd hij begraven op de Waalsdorpervlakte. Het bleek vlak na de Tweede Wereldoorlog niet mogelijk om zijn stoffelijke resten te identificeren. Daarom werd hij als onbekend slachtoffer herbegraven op het Ereveld van de Nederlandse Oorlogsgravenstichting in Loenen. De identificatie kwam tot stand dankzij het DNA van zijn zoon.

Nabestaanden

Irma Schijf, voorzitter van de werkgroep, legt uit dat dankzij DNA-technieken van het NFI inmiddels vijf oorlogsslachtoffers zijn geïdentificeerd. En er is goede hoop dat op korte termijn meer identificaties plaatsvinden. Daarnaast werden 11 mensen geïdentificeerd dankzij archiefonderzoek.

De werkgroep, die voor een deel bestaat uit vrijwilligers, onderhoudt contact met nabestaanden en voert onderzoek uit. De nabestaanden zoeken vaak zelf contact met de werkgroep. “We verzamelen brieven en duiken de archieven in om te zien of daar vermisten in voorkomen.” In niet alle gevallen is DNA-onderzoek mogelijk, bijvoorbeeld omdat slachtoffers na hun dood zijn gecremeerd.

“Pas na identificatie kunnen mensen afscheid nemen. De verwerking komt dan pas op gang. Het is heel belangrijk dat nabestaanden weten wat er is gebeurd."

Vlammetje

Nabestaanden kampen vaak hun hele leven met de gevolgen: ze weten nietwat er met hun dierbaren is gebeurd. “Er leven heel sterke emoties. Dat heeft directe invloed op de kinderen van de vermiste personen, maar ook op de kleinkinderen. Deze mensen vinden geen rust, wat zijn weerslag kan hebben op hun relatie”, vertelt vrijwilliger Evander Broekman van de werkgroep.

Johan Teeuwisse van de Oorlogsgravenstichting herkent dat. “Pas na identificatie kunnen mensen afscheid nemen. De verwerking komt dan pas op gang. Het is heel belangrijk dat nabestaanden weten wat er is gebeurd. Hoewel het jaren geleden is, houden ze ergens een vlammetje van hoop. Dat de stoffelijke resten van mensen zijn gevonden, geeft mensen dan een bepaalde rust.”