Deskundigen interpreteren biometrische sporen nu nog meestal op basis van hun kennis en ervaring. Dat kan beter, vindt NFI-wetenschapper en bijzonder hoogleraar Didier Meuwly. Hij werkt aan een automatische interpretatiemethode voor dit soort sporen.

Biometrische sporen zijn sporen die mensen onbedoeld achterlaten en die hun identiteit kunnen prijsgeven. Dat kunnen bijvoorbeeld vingersporen zijn, maar ook camerabeelden of opgenomen gesprekken. Ze kunnen een belangrijke rol spelen in de rechtszaal: ze vertellen iets over de rol van de verdachte bij een misdrijf, of sluiten een verdachte daarvan juist uit.

"Maar je moet ook weten hoe zeldzaam die mate van overeenkomst is. Statistieken helpen daarbij."

Mensenwerk

Om duidelijk te maken waar Meuwly precies aan werkt, neemt hij ons eerst mee terug in de tijd. In de 20e eeuw werden voor de opsporing databanken opgezet om mensen te identificeren en data te structureren. De sporen die op een plaats delict werden gevonden, werden handmatig door de databank gehaald in de hoop om deze aan een persoon te koppelen.

In de loop van de tijd is dat werk voor de opsporing (grotendeels) geautomatiseerd, maar het toekennen van de bewijswaarde is mensenwerk gebleven. De informatie in de databanken helpt deskundigen sporen statistisch te kwantificeren. Deze statistische benadering is objectiever dan interpretatie op basis van alleen ervaring, betoogt Meuwly.

Olifant

Aan de hand van een voorbeeld legt de wetenschapper uit dat deskundigen tot de verkeerde conclusie kunnen komen, terwijl ze denken logisch te hebben geredeneerd. “Ik zie een olifant en die heeft vier poten. Maar dat betekent niet: ik zie vier poten, dus het is hoogstwaarschijnlijk een olifant.”

Hetzelfde geldt voor het interpreteren van sporen. “Een deskundige kan alleen beoordelen hoe waarschijnlijk de mate van overeenkomst tussen het spoor en de vingerafdruk van de verdachte is, als de verdachte de donor van het spoor is.” Daarmee komt de wetenschapper tot de kern van de methodiek, die is gebaseerd op statistische waarschijnlijkheid van de bevindingen. De resultaten worden in cijfers uitgedrukt: dit vergroot de objectiviteit en maakt het gemakkelijker om bewijswaarde weer te geven.

"Dat betekent niet: ik zie vier poten, dus het is hoogstwaarschijnlijk een olifant.”

Grijze kast

In de kamer waar Meuwly de onderzoeksmethode toelicht, staat een grijze kast. Ook is er een foto, met een op het oog precies dezelfde kast. “Als je wilt weten of het dezelfde kast is, moet de deskundige kast en foto vergelijken om de mate van overeenkomst te bepalen. Maar je moet ook weten hoe zeldzaam die mate van overeenkomst is. Statistieken helpen daarbij”, stelt Meuwly.

“Als hetzelfde type kast in elke kantoor van de overheid staat, heeft de mate van overeenkomst niet veel bewijskracht.” Er zijn veel van deze kasten in Nederland, dus al die kasten hebben dezelfde mate van overeenkomst en een lage bewijskracht. Zijn er maar weinig exemplaren van die kast geproduceerd, dan is die kast zeldzaam in zijn soort en de bewijskracht veel groter.