Tekst Ruben Murk
Stel: er is een misdrijf gepleegd en forensisch medewerkers vinden een DNA-spoor. De opsporingsmolen gaat draaien, slachtoffers en nabestaanden krijgen hoop op de aanhouding van een verdachte. Totdat blijkt dat het DNA van een politiemedewerker is. Om dit te voorkomen, is er de eliminatiedatabank.
Vijf vragen aan Kees van der Beek, beheerder van de eliminatiebank.
Wat is de eliminatiedatabank precies?
“Een databank met de DNA-profielen van alle personen die door hun werk in aanraking kunnen komen met stukken van overtuiging en het daarop aanwezige DNA-materiaal. Het gaat om medewerkers van het NFI, van de politie. Maar ook bijvoorbeeld de schoonmakers die in ruimtes komen met sporenmateriaal en DNA. We moeten deze medewerkers uitsluiten, niet ten onrechte als verdachte aanmerken. Wanneer er een DNA-profiel binnenkomt voor de DNA-databank, gaat dit ook meteen door de eliminatiedatabank.”
Hoe vaak wordt er in de eliminatiedatabank gekeken?
“Een paar honderd keer per dag, bij elk nieuw profiel dat binnenkomt. Binnen een paar seconden hebben we het profiel vergeleken. In de Verenigde Staten zitten er tien miljoen profielen in de eliminatiedatabank, daar gebruiken ze dezelfde software als wij.”
Hoeveel profielen staan er in Nederland in de eliminatiedatabank?
“Meer dan tweeduizend. De databank groeit gestaag. De Nationale Politie werkt aan een landelijk protocol om medewerkers te bewegen DNA-materiaal te laten opnemen. Voorheen verschilde dat per korps: het ene korps deed er veel aan, het andere minder.”
Vorig jaar brachten de media het nieuws dat veel agenten weigerden hun materiaal af staan.
“Ja. Er zijn Kamervragen over gesteld. Ik denk dat weigering vaak voortkwam uit onwetendheid. Men vreesde voor de eigen privacy.”
Is dat terecht?
“Nee. Wij hebben geen namen die horen bij de DNA-profielen, ze komen hier anoniem binnen. Wanneer er een match is met de eliminatiedatabank, sturen wij de match naar de politie. Daar wordt het profiel weer aan een naam gekoppeld. Zij bekijken hoe het DNA-profiel van de medewerker terecht kon komen in het sporenmateriaal.”