Tekst Ruben Murk

Nucleair specialisten zijn vaak een van de eersten die op een plaats incident komen wanneer een vermoeden bestaat dat nucleair of radiologisch materiaal in het spel is. Maar ze zijn er lang niet altijd van doordrongen dat hun werk sporen van de daders kan wissen.

Het NFI spreekt al langer met de IAEA hoe het forensisch bewustzijn kan worden vergroot.

Ook wanneer het een aanslag en plaats delict betreft, komen nucleair specialisten in actie. Het NFI trainde daarom op verzoek van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) 20 specialisten.

Bewustzijn van en kennis over die sporen was een van de belangrijkste thema’s waar Nederland eind maart op hamerde tijdens de internationale nucleaire top NSS in Den Haag. Het NFI was ook op die top aanwezig en spreekt al langer met de IAEA hoe het forensisch bewustzijn kan worden vergroot.

Beveiliging en opsporing

De vierdaagse training van de nucleair specialisten vond vorige week plaats. Volgens Anick van de Craats, senior adviseur bij het NFI, kwamen de cursisten uit allerlei landen: van Pakistan en Sri Lanka tot Jamaica, Bosnië en Servië. Ook was er een specialist van het VN-orgaan OPCW aanwezig.

Volgens Van de Craats is er bij nucleaire of radiologisch materiaal altijd wel aandacht voor de veiligheid. “Dan gaat het om bijvoorbeeld: hoe vervoer je nucleair materiaal? Of: hoe voorkom je dat de omgeving wordt besmet en hoe sla je het veilig op?” Maar voor de beveiliging van nucleair materiaal is minder aandacht, terwijl je misbruik en diefstal wil voorkomen. En als er sprake is van een mogelijk misdrijf wil je ook kunnen beschikken over forensisch bewijs.

Verpakkingsmateriaal

De training was een introductiecursus over nucleaire beveiliging. “Maar het ging daarbij ook over forensische sporen. Hoe voorkom je dat je die vernielt of wist? En hoe stellen forensisch onderzoekers deze sporen veilig?”, legt Van de Craats uit. “Nucleair specialisten hebben vaak geen idee van de aanwezigheid van deze sporen.”

Maar al die sporen kunnen belangrijke informatie bevatten, die naar de verdachten kan leiden. “Op het verpakkingsmateriaal kunnen vingersporen of DNA-sporen zitten. En misschien zijn er wel beveiligingscamera’s die beelden hebben gemaakt van het incident, of waarop mogelijke verdachten zijn te zien.”

"Maar voor de beveiliging van nucleair materiaal is minder aandacht, terwijl je misbruik en diefstal wil voorkomen."

Veiligheidsregio

Het IAEA en het NFI willen ook de komende jaren nauw blijven samenwerken. “We hopen deze training twee keer per jaar te geven. En de introductiecursus krijgt begin volgend jaar een vervolg. Dan willen we een pilotcursus aanbieden die veel dieper ingaat op het onderzoek op een plaats delict met radiologisch materiaal.”

Tijdens de cursus die vorige week werd gegeven, was ook het centrum kernongevallenbestrijding (CKV) van de Veiligheidsregio Zeeland vertegenwoordigd. Deze regio is verantwoordelijk voor het dossier nucleaire veiligheid bij de veiligheidsregio’s en levert belangrijke bijdragen aan het zogenoemde nationale respons plan: dat is het veiligheidsplan dat in werking treedt, mocht zich in Nederland ooit een nucleair of radiologisch incident voordoen.