Tekst Ruben Murk

Nog nooit ontplofte in ons land een zogeheten vuile bom met nucleair of radioactief materiaal. En toch komen meer dan vijftig wereldleiders eind maart naar Den Haag om afspraken te maken om te voorkomen dat nucleair of radioactief materiaal in verkeerde handen komt. Hoe zit het precies met de dreiging van ‘dirty bombs’? En welke rol speelt het NFI?

Wie denkt aan nucleaire dreigingen, denkt in eerste instantie misschien aan atoombommen, kernwapens en de Koude Oorlog. In die periode na de Tweede Wereldoorlog bouwden grootmachten Amerika en Rusland steeds grotere en krachtigere bommen. De opheffing van de Sovjet-Unie betekende het einde van de Koude Oorlog, maar niet het einde van de dreiging met nucleair materiaal.

“Men wil toch zo snel mogelijk weten wie erachter de bom zit. Forensische technieken stellen je in staat daar snel achter te komen’’

Radioactieve vaten

Paniek

Hoewel landen de hoeveelheden kernwapens terugbrachten, verdween er in Oost-Europa en in Rusland ook veel nucleair materiaal. Het gevaar bestaat dat terroristen dat materiaal in handen krijgen en toevoegen aan de explosieve lading van een bom. Terroristen kunnen daarmee grote paniek zaaien.

“Een dirty bomb verspreidt het nucleaire of radioactieve materiaal niet over een heel groot gebied. Maar stel dat zo’n bom ontploft op het Centraal Station in Amsterdam… Dat leidt niet direct tot extra doden, maar de paniek zou enorm zijn. Mensen voelen zich dan direct onveilig”, houden Mattijs Koeberg en Jan Dalmolen voor. Zij zijn de explosievendeskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).

Het NFI kan onderzoek doen aan een gedemonteerde explosieve constructie, of aan een explosief dat daadwerkelijk is afgegaan.

Dirty bomb

Om uit te leggen wat een dirty bomb precies is, zetten ze een petfles op tafel. In de dop zit een ontstekingsmechanisme, in de fles zelf zit de explosieve lading en in kleine buisjes aan de bom zit radioactief materiaal. Het valt op hoe eenvoudig het lijkt om een dergelijk projectiel in elkaar te knutselen. Op internet circuleren bovendien de nodige handleidingen en instructiefilmpjes.

Het NFI kan onderzoek doen aan een gedemonteerde explosieve constructie, of aan een explosief dat daadwerkelijk is afgegaan. In dat laatste geval moet wel vaststaan dat er geen straling vrijkomt, anders vindt het onderzoek plaats bij het RIVM of in een Europees laboratorium in Karlsruhe. Die hebben de benodigde vergunningen en speciale faciliteiten waar veilig kan worden gewerkt.

Herkomst

Allerlei onderzoek aan explosieven is mogelijk en dat kan verschillende gegevens opleveren. Is een bom niet afgegaan, dan kunnen de onderzoekers nagaan of de bom gewerkt zou hebben en hoe krachtig de bom zou zijn geweest. Wat is de samenstelling van de explosieve lading en de radioactieve vuile lading en is de herkomst ervan te herleiden? Ook weten zij wat de invloed van radioactiviteit is op andere sporen die je op een plaats delict kunt vinden.

Maar ook ander – klassiek forensisch onderzoek  – is mogelijk, bijvoorbeeld onderzoek naar vingersporen, DNA of digitale sporen (aan bijvoorbeeld ontvanger of afstandsbediening bedoeld om de bom te laten ontploffen). “Men wil toch zo snel mogelijk weten wie erachter de bom zit. Forensische technieken stellen je in staat daar snel achter te komen’’, besluiten Dalmolen en Koeberg.